We hebben onderzocht of de heffingswijze van de OZB, afvalstoffenheffing, rioolheffing, toeristenbelasting en forensenbelasting vereenvoudigd kan worden. Verder gaan we in op de uitkomsten van het interne onderzoek kostendekkendheid leges waarbij gekeken is naar de kosten per product en het tarief in omliggende gemeenten.
Toeristenbelasting
In 2025 zijn de vrijstellingen voor vreemdelingen en personen onder de 13 jaar komen te vervallen. Tevens zijn de tarieven voor de diverse categorieën aangepast. Het voorstel is om de tarieven voor het jaar 2026 gelijk te houden en geen aanpassingen te doen in de beleidsregels, zodat we eerst kunnen monitoren hoe de wijzigingen in de tarieven in 2025 gaan uitpakken.
Verder merken we op dat het college als kader heeft voorgesteld dat eventuele meerkosten die blijken uit het uitvoeringsprogramma Recreatie en Toerisme worden gedekt uit de meeropbrengsten forensen- en toeristenbelasting. Op basis van dit document bedragen de extra kosten € 225.000. Het voorstel is om deze kosten te dekken uit de extra opbrengsten toeristenbelasting. In de jaarrekening 2024 hadden we een overschot op de toeristenbelasting, dus de verwachting is dat deze extra opbrengsten gerealiseerd worden, zonder dat we de tarieven hoeven aan te passen. Het voorstel is zodoende om de tarieven voor 2026 gelijk te laten aan de tarieven 2025.
De tarieven voor de toeristenbelasting zijn in 2026 als volgt:
Campings en groepsaccommodaties: € 1
Hotels: € 2
Forensenbelasting
In de Kadernota 2025 is de forensenbelasting ingedeeld op 3 categorieën in plaats van 5 die we de jaren ervoor gebruikten. De brandverzekerde waarde is nog steeds het uitgangspunt voor het bepalen van de categorie. Tevens is aangekondigd dat we in de Kadernota 2027 zouden willen overstappen op het bepalen van de waarde aan de hand van vierkante meters. Hier moet de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG) op worden ingericht. De inschatting is dat deze opdracht te omvangrijk is om voor 2027 alle vakantieparken zodanig in de BAG te verwerken. Daarom is het voorstel om hiervan af te zien en te gaan werken met twee tarieven.
De huidige systematiek voor de forensenbelasting op basis van de brandverzekerde waarde is niet ideaal. Enerzijds omdat vele verzekeringsmaatschappijen een polis verstrekken voor een maximale dekking, zodat de brandverzekerde voor een object niet meer benoemd op de polis. Anderzijds omdat de belastingplichtige gemakkelijk de brandverzekerde waarde met een bepaald bedrag kan verlagen waardoor deze ook honderden euro’s belasting bespaart. Daarom stellen we in 2026 een alternatief voor dat makkelijker uitgevoerd kan worden. Dit alternatief houdt in dat dat we de drie categorieën terugbrengen naar twee categorieën. Het betreft een hoog tarief voor vakantiehuisjes en chalets en een laag tarief voor stacaravans. Het is een simpele methodiek die snel uitvoerbaar is. Belangrijk is wel dat we goed definiëren waar we het onderscheid maken in de twee categorieën. Dit gaan we onderzoeken en hier komen we in de begroting 2026 op terug. Ook zullen we in de begroting 2026 een voorstel doen voor wat de tarieven voor de twee categorieën gaan worden.
Onroerende Zaakbelasting (OZB)
De systematiek van de OZB wijzigt niet. Dat betekent dat de totale opbrengst leidend is voor de stijging van de OZB per object. Opgemerkt wordt dat het voorstel van het college is om de kosten voor het onderhouden van de speeltuinen te dekken uit een extra OZB verhoging. Deze kosten zijn ingeschat op € 125.000. Daarnaast hebben we de OZB opbrengst in deze Kadernota geïndexeerd. Dit zorgt voor een stijging van de opbrengst met € 150.000. De totale OZB opbrengst zal daarom met in ieder geval € 275.000 toenemen in de begroting 2026. In de begroting 2026 volgt een voorstel over verdeling van de opbrengsten over de categorieën: OZB eigenaar woningen, OZB eigenaar niet-woningen en OZB gebruiker niet-woningen
Rioolheffing- en waterzorgheffing
Onze huidige systematiek van de Riool- & Waterzorgheffing is voornamelijk afhankelijk van de WOZ-waarde. Daarnaast hebben we een vrijstelling voor objecten onder de € 30.000 en werken we met een vaste voet van € 150 voor elk WOZ-object. Om de heffing zo eerlijk mogelijk te maken is het voorstel om de vaste voet te verlagen van € 150 naar € 50 en de vrijstelling te laten vervallen.
Door het laten vervallen van de vrijstelling wordt elke eigenaar van een WOZ-object (met een waarde) belast. Verder zorgen we ervoor dat de WOZ-objecten met een geringe waarde onder de € 30.000 niet ineens € 150 vaste voet in rekening gebracht krijgen, maar slechts € 50. Dit zorgt voor een wijziging in tarieven die te behappen is voor de eigenaar met WOZ-objecten met geringe waarde.
Het doorvoeren van deze wijziging heeft een zogenaamd nivellerend effect. Dit houdt in dat inwoners met WOZ-objecten met hogere WOZ-waardes meer gaan betalen en inwoners met lagere WOZ-waardes minder. Het omslagpunt ligt bij circa € 400.000 WOZ-waarde. Dit is bij benadering de gemiddelde WOZ-waarde in de gemeente Westerveld.
In onderstaande tabel is dit effect zichtbaar:
WOZ-waarde |
Huidig tarief met € 150 vaste voet en vrijstelling tot € 30.000 |
Nieuw tarief met € 50 vaste voet en vervallen vrijstelling |
€ 15.000 |
€ 0 |
€ 55,79 |
€ 150.000 |
€ 169,94 |
€ 107,90
|
€ 300.000 |
€ 189,89 |
€ 165,80 |
€ 500.000 |
€ 216,49 |
€ 243,00 |
€ 750.000 |
€ 249,74 |
€ 339.50 |
€ 1.250.000 |
€ 309,60 |
€ 513,20 |
Afvalstoffenheffing
In de begroting 2025 is vastgelegd dat we van drie vaste tarieven (eenpersoons/meerpersoons/recreatie) naar één vast tarief van € 190 zijn overgestapt. Dit tarief wordt in 2026 geïndexeerd. Verder is het voorstel om de systematiek van afvalstoffenheffing niet te veranderen in 2026. In algemeenheid zien we dat de invoering van Diftar heeft gezorgd voor extra uitvoeringskosten. Dit heeft als gevolg dat de uitvoeringskosten in de afvalbegroting 2026 zullen toenemen als gevolg van meer opleggingen, meer registratie, meer controles, vragen van inwoners etc. In totaliteit verwachten we dat de afvalstoffenheffing niet zal toenemen. In de jaarrekening 2024 hebben we namelijk een groot overschot op de afvalbegroting. Dit bedrag gaat naar de egalisatiereserve en wordt ingezet als dekking in toekomstige jaren om de stijging van de lasten voor de inwoner te beperken.
Voorstel kostendekkendheid leges
Naar aanleiding van de financiële verwerking van Plan B zijn de opbrengsten van de leges in 2026 met € 150.000 verhoogd. De aanleiding hiervoor waren de relatief lage kostendekkendheid cijfers die zichtbaar zijn de begroting. In de afgelopen maanden hebben we geïnventariseerd hoe we deze extra opbrengsten kunnen realiseren en wat voor effect dit heeft op de kostendekkendheid. Bij de Kadernota 2026 komt een raadsinformatiebrief met de uitkomst van deze inventarisatie.
Realiseren van de € 150.000 extra legesopbrengsten
Uit het onderzoek is gebleken dat ten aanzien van de urenbesteding er een gerechtvaardigde reden is om de legestarieven te verhogen. Van veel producten en diensten is gebleken dat collega’s hier meer tijd aan besteden dan gedacht. Afhankelijk van het product of de dienst varieert dit van minimaal één uur tot wel 8 uur of meer in sommige gevallen. In de begroting 2026 gaan we aan de hand van de nieuwe ureninschatting de kostendekkendheid opnieuw bepalen. De verhoging van de opbrengsten zal voor het grootste gedeelte uit de vergunningverlening moeten komen. Oorzaak:
- De leges bij burgerzaken zijn namelijk gebaseerd op de maximale wettelijke tarieven;
- De lijkbezorgingsrechten hebben al een relatief hoog percentage kostendekkendheid;
- De leges markten genereren maar een zeer beperkte opbrengst.
Wat betreft de prijsontwikkelingen met andere gemeenten is helaas gebleken dat Westerveld, op basis van de huidige tarieven, niet de goedkoopste is als het aankomt op reguliere aanvragen met een bouw- of omgevingsplanactiviteit. Er is vergeleken met de omliggende buurgemeenten De Wolden, Meppel en Midden-Drenthe. Een verdere prijsverhoging zal ervoor zorgen dat Westerveld duurder wordt dan omliggende gemeenten. We merken hierbij op dat er in algemeenheid veel prijsverschil zit tussen gemeenten als het gaat over leges omgevingsvergunningen.
Het voorstel hoe de extra opbrengsten van € 150.000 te realiseren is als volgt:
- Voor de reguliere aanvragen met bouw- of omgevingsplanactiviteit het huidige percentage van 2,53% verhogen met 0,47% naar 3,00%. Deze verhoging zal afgezet tegen het volume en een geschatte gemiddelde bouwsom van € 50.000 leiden tot een meeropbrengst van € 50.000.
- Voor de overige legesplichtige producten en diensten die niet wettelijk gemaximeerd zijn de tarieven verhogen met € 50. Afgezet tegen het volume zal een verhoging van € 50 leiden tot een verwachte meeropbrengst van € 50.000.
- We zien de laatste jaren het aantal aanvragen voor vergunningen toenemen. Daardoor schatten we in dat we de opbrengst van de omgevingsvergunningen met € 50.000 kunnen verhogen.